Het Klein mestplooirokje is een piepklein paddestoeltje dat groeit op mest van herbivoren. Hierin onderscheidt het zich van de andere plooirokjes, die nooit op mest groeien. Een ander onderscheidend kenmerk is het ontbreken van velum of haren - het Klein mestplooirokje is geheel kaal.
Het hoedje is aanvankelijk tonvormig, later uitgespreid. Het hoedoppervlak heeft geen haren, het centrum is glad en wat bruinig, de rest van de hoed is radiair gegroefd en grijzig
De lamellen staan wijd uiteen en net aan vrij, ze zijn aanvankelijk wit, later vlekkerig zwart van de sporen. Ze vervloeien nauwelijks.
De steel is langer dan de diameter van de hoed, kaal, wit en zonder velum.
Het vlees is zeer dun en fragiel. De sporenprint is zwart.
Sporen 7-10.5x6.5-10x5-6 mu, hartvormig in vooraanzicht, ellipsvormig in zijaanzicht, met excentrische kiempore.
De Kleine mestplooirok komt voor op mest van herbivoren.
Andere mestbewonende inktzwammen hebben of velum of haren op hoed of op de steel
Kenmerken van het geslacht Inktzwammen (Parasola) waartoe Klein-mestplooirokje behoort.
Inktzwamachtige paddestoelen
De inktzwamachtigen zijn volgens de laatste inzichten op grond van DNA-onderzoek ingedeeld in 4 geslachten, Coprinus, Coprinopsis, Parasola en Coprinellus.
Van deze vier wordt Coprinus gerekend tot de familie Agaricaceae, de overige drie tot de familie Psathyrellaceae.
Het geslacht Coprinus
bevat slechts enkele soorten, de bekendste hiervan is Coprinus comatus (Geschubde inktzwam). Kenmerken van dit geslacht
- ring rond de steel
- jonge lamellen rozig
- koordachtige bundel vezels in de holle steel
Het geslacht Parasola
bestaat uit kleine, paraplu-achtige soorten
zonder universeel velum, derhalve met hoeden zonder schubjes, vlokjes, korreltjes enz.
De bekendste soort uit dit geslacht is Parasola plicatilis (Gewoon plooirokje).
Coprinopsis en Coprinellus
zijn zonder microscoop moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Coprinopsis heeft vaak een duidelijker aanwezig velum, maar dat is geen wet van Meden en Perzen.
Soorten met een ozonium (oranje matje van vezels rond de steel) of soorten met mica-achtige korrels op het hoedoppervlak of soorten die slechts deels vervloeien behoren altijd tot Coprinellus.
Daarna moet de microscoop er toch aan te pas komen. Je kijkt dan naar type hoedhuid en eigenschappen van het velum. Ook de vorm van de sporen speelt een belangrijke rol bij determinatie.
Bekende Coprinopsis soorten zijn Coprinopsis ammophilae (Helminktzwam) en Coprinopsis atramentaria (Grote kale inktzwam) en verder nog een hele waslijst.
De bekendste Coprinellus soorten zijn waarschijnlijk wel de Coprinellus micaceus (Gewone glimmerinktzwam) en de Coprinellus disseminatus (Zwerminktzwam) en verder ook hier nog een hele waslijst aan soorten. Op de
Verspreidingsatlas kun je de waslijsten bekijken.